Wie erft wat?
De wet hanteert een groepenstelsel, waarbij groep 1 voorgaat boven groep 2 en zo verder.
De indeling van deze groepen is globaal als volgt.
· Groep 1 echtgenoot en kinderen
· Groep 2 ouders, broers en zusters
· Groep 3 grootouders
· Groep 4 de overgrootouders.
Binnen een groep kan plaatsvervulling spelen. Plaatsvervulling speelt met name een rol bij vooroverlijden en bij verwerping. Voor het vooroverleden kind komen diens kinderen, de kleinkinderen, in de plaats. Voor de vooroverleden broer komen de kinderen van de broer, de neven en nichten, in de plaats.
Plaatsvervulling speelt alleen een rol bij het wettelijk erfrecht. In een testament moet dus uitdrukkelijk bepaald worden of plaatsvervulling wenselijk is.
Erfgenamen die op grond van de plaatsvervullingsregeling erven, verkrijgen gezamenlijk het deel dat de vooroverleden erfgenaam, indien hij in leven was geweest, had verkregen.
De wet stelt een grens bij zesde graads bloedverwanten.
Zevende graads bloedverwanten erven niet. De nalatenschap vervalt dan aan de Staat.
De erfgenamen binnen de groepen erven volgens de hoofdregel ieder een gelijk deel.
Op deze regel zijn uitzonderingen:
De erfgenamen die op grond van de plaatsvervullingsregeling erven, erven tezamen het erfdeel van de vooroverleden erfgenaam.
De ouders hebben recht op een zogenaamd gegarandeerd kwart (1/4), vererving naar ouders is alleen in groep 2 aan de orde.
Ook indien halfbroers en halfzusters erven, geldt een afwijkende regeling. Het erfdeel van de halfbroer/halfzuster is de helft van het erfdeel van de volle broer/zuster.
De wettelijke verdeling is alleen aan de orde in groep 1.
De wettelijke verdeling is in het leven geroepen om de langstlevende echtgenoot te beschermen. Onder het oude recht van voor 1 januari 2003 was het maken van een testament noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de langstlevende alle goederen uit de nalatenschap verkreeg. De zogenaamde ouderlijke boedelverdeling. De wetgever vond het niet wenselijk dat in de situatie van gehuwden met kinderen de gang naar de notaris gemaakt moest worden om elkaar zo optimaal mogelijk te beschermen. Daarom is het systeem van de ouderlijke boedelverdeling in grote lijnen in de wet vastgelegd, de zogenaamde wettelijke verdeling.
De wettelijke verdeling werkt in de situatie gehuwden ouders met kinderen van rechtswege.
Het is mogelijk in een testament de wettelijke verdeling uit te sluiten.
Het is niet mogelijk in een testament de wettelijke verdeling gedeeltelijk uit te sluiten.
Indien in een testament alleen de wettelijke verdeling is uitgesloten en verder geen bepalingen zijn opgenomen, komen de langstlevende en de kinderen weer in een onverdeelde boedel terecht, zoals dat onder het recht van voor 1 januari 2003 ook gold. Zij moeten dan in onderling overleg de boedel verdelen.
Wil de wettelijke verdeling aan de orde zijn dan moet er in ieder geval een kind zijn dat erft. Indien alle kinderen onterfd zijn, is de wettelijke verdeling niet van toepassing.
Toch wordt er vaak in een testament aan de wettelijke verdeling gesleuteld.
1. Van de wettelijke regeling dat kinderen en echtgenoot ieder een gelijk deel erven, kan in een testament worden afgeweken. Dit is dus ook mogelijk bij de wettelijke verdeling
Daarbij is het ook mogelijk een kind uit te sluiten (onterven) of een kind toe te voegen (stiefkinderen). Een onterft kind kan natuurlijk wel een beroep doen op zijn legitieme portie, (waarover hieronder meer). Voor een stiefkind dat bij de wettelijke verdeling betrokken wordt, geldt dit niet. Stiefkinderen hebben geen legitieme portie in de nalatenschap van hun stiefouder.
2. In de wet is bepaald dat bij de wettelijke verdeling de erfdelen (vorderingen) van de kinderen opeisbaar zijn bij overlijden, schuldsanering, of faillissement van de langstlevende echtgenoot. In een testament worden deze opeisbaarheidgronden vaak uitgebreid. Zo is een veel voorkomende opeisbaarheidgrond hertrouwen zonder huwelijkse voorwaarden, opname in een bejaardentehuis of verzorgingstehuis en een beroep op bijstand. Mede in verband met de recente wijzigingen in de zorgwetgeving, waaronder de WMO en Wet Langdurige Zorg (WLZ), zijn deze opeisbaarheidsclausules bij langstlevende testamenten opnieuw in de belangstelling komen staan.
3. De rente over de vordering.
In de wet is een soort inflatiecorrectie opgenomen over de vordering van de kinderen op de langstlevende.
Door de werking van de wettelijke verdeling, krijgt de langstlevende echtgenoot alle goederen en is de langstlevende echtgenoot ook verplicht alle schulden voor zijn rekening te nemen. De kinderen houden hun erfdeel in de vorm van een geldbedrag tegoed. Over deze vordering kan in het testament een rente worden opgenomen.
In het testament wordt dan bepaald dat de rente over de vordering (kindsdelen) ook pas opeisbaar is als de vordering opeisbaar is. Dit voorkomt dat de langstlevende echtgenoot in financiële problemen komt door het moeten betalen van rente over de vordering, terwijl de vordering zelf nog niet opeisbaar is. In een testament is het mogelijk van de wettelijke renteregeling af te wijken. Zo is het mogelijk in een testament op te nemen dat de vorderingen renteloos zijn of juist op zullen renten met een vast rentepercentage. Dit oprenten kan uit fiscaal oogpunt wenselijk zijn, namelijk in het kader van besparing van erfbelasting bij het overlijden van de langstlevende echtgenoot. De oprenting is fiscaal onbelast voor de bepaling van de erfbelasting bij het tweede overlijden.
Bij het overlijden van de langstlevende echtgenoot kan het opgerente bedrag als schuld meegenomen worden voor de bepaling van de erfbelasting. Indien er tussen het overlijden van de eerste echtgenoot en het overlijden van de tweede echtgenoot een aantal jaren verstrijken, kan oprenting van de erfdelen van de kinderen fiscaal voordelig zijn bij het tweede overlijden. De kinderen betalen dan door de oprenting van de erfdelen, bij het overlijden van de langstlevende van u beiden minder belasting.
Ook na het eerste overlijden kan soms nog aan de rente-afspraken worden gesleuteld. Wel moet het testament daartoe de mogelijkheid bieden. Het testament moet dan de mogelijkheid bevatten dat de rente over de erfdelen na overlijden door de langstlevende echtgenoot in overleg met de kinderen kan worden vastgesteld.
Om voor de erfbelasting fiscaal optimaal te kunnen opereren is het essentieel dat u na overlijden de mogelijkheid heeft om de rente binnen de fiscale banbreedte zelf te bepalen. U weet immers nu nog niet hoe groot uw vermogen is bij het overlijden van de eerste van de echtgenoten. Wil een dergelijke rente-overeenkomst voor de erfbelasting geldig zijn, dan moet deze binnen 8 maanden na het overlijden van de eerste ouder worden gesloten. Indien u uitstel heeft aangevraagd voor het doen van aangifte voor de erfbelasting, mag deze termijn worden verlengd tot die waarop het uitstel verloopt.
Het is belangrijk u hierover goed te laten informeren. Het later aanpassen van de rente na het verstrijken van de 8 maands termijn wordt onder omstandigheden als een extra schenking gezien en leidt dan tot belastingheffing.
Ook het afwijken van de rente door middel van een renteovereenkomst, terwijl het testament daar de mogelijkheid niet biedt, wordt belast met schenkbelasting.
Ons kantoor kan u helpen bij het nemen van de juiste beslissing en uw huidige testament hierop checken. Laat u vooraf informeren. Bij Tineke Groot notaris te Moergestel bent u verzekerd van een deskundig advies.
4. Toerekening van de betaling
Als de langstlevende echtgenoot tijdens zijn/haar leven het erfdeel aan de kinderen uitkeert, geldt als hoofdregel dat het uitgekeerde bedrag eerst in mindering komt op het erfdeel en pas daarna op de rente. In een testament is het mogelijk te bepalen dat betalingen eerst in mindering komen op de rente en dan pas op de vordering.
Het kan fiscaal interessant zijn dit op te nemen, omdat de vordering dan voor het volledige bedrag op blijft renten. Het is ook mogelijk in een testament te bepalen, dat als de langstlevende een gedeelte van de vorderingen met rente uitkeert, er gekozen kan worden of de betaling in mindering strekt op de erfdelen of in mindering dient te worden gebracht op de rente.
5. De regeling met betrekking tot de wilsrechten kan worden aangepast. De wilsrechten kunnen bij testament worden uitgesloten of verder beperkt. Wilsrechten spelen bij hertrouwen van de langstlevende
Allerlei varianten zijn daarbij denkbaar. Het is ook mogelijk ten aanzien van ieder kind afzonderlijk in een testament een andere regeling te treffen met betrekking tot de wilsrechten.
6. Het stiefkind
Het is mogelijk door het maken van een testament, een stiefkind in de wettelijke verdeling te betrekken. Hierdoor kan worden bereikt dat de eigen kinderen en de aangetrouwde kinderen van de echtgenoot uiteindelijk gelijk erven. Ook hier zijn weer allerlei variaties denkbaar. Zo is het is ook mogelijk niet alle stiefkinderen in de wettelijke verdeling te betrekken of de stiefkinderen wel in de wettelijke verdeling te betrekken maar niet voor een gelijk deel als de eigen kinderen. De achterliggende gedachte is dan dat deze stiefkinderen uiteindelijk ook weer van 2 ouders erven, namelijk de echtgenoot waarmee men zelf getrouwd is maar ook de ex echtgenoot.
Door de wettelijke verdeling verkrijgt de langstlevende echtgenoot van rechtswege alle goederen van de nalatenschap.
De kinderen krijgen voor wat betreft hun erfdeel een vordering op de langstlevende echtgenoot. Dit betreft een vordering in geld.
Bij de wettelijke verdeling is de langstlevende bovendien verplicht om de schulden voor zijn of haar rekening te nemen.
De schulden van de nalatenschap vererven van rechtswege op de erfgenamen. Dit heeft gevolgen voor onder andere de voldoening van die schulden, maar ook voor de aansprakelijkheid en draagplicht van die schulden.
Bij de wettelijke verdeling is de langstlevende echtgenoot verplicht de schulden te betalen. Wel hebben schulden bij de wettelijke verdeling invloed op de vordering die de kinderen op de langstlevende echtgenoot verkrijgen.
Met andere woorden de vordering wegens onderbedeling van het kind op de langstlevende echtgenoot wordt berekend aan de hand van het saldo van de nalatenschap, de bezittingen minus de schulden.
Alle erfgenamen zijn aansprakelijk voor de schulden. Dit geldt ook bij de wettelijke verdeling. Omdat op grond van de wettelijke verdeling de langstlevende ouder verplicht is de schulden van de nalatenschap te voldoen, kunnen kinderen, indien zij door een schuldeiser worden aangesproken, verwijzen naar de langstlevende echtgenoot. Daarbij geldt dan wel als vereiste dat de langstlevende echtgenoot de nalatenschap zuiver heeft aanvaard.
Schuldeisers van de nalatenschap hebben bij voorrang verhaal op de goederen die op grond van de wettelijke verdeling naar de langstlevende echtgenoot zijn gegaan. De praktijk is dan ook dat een schuldeiser eerst verhaal gaat halen bij de langstlevende echtgenoot voordat hij bij de kinderen aanklopt. Het eigen vermogen van het kind loopt dus minder gevaar.
Door de wettelijke verdeling verkrijgt de langstlevende echtgenoot alle goederen. De kinderen verkrijgen een vordering op de langstlevende. De berekening van die vordering geschiedt aan de hand van het saldo van de nalatenschap. De vaststelling van de vordering gebeurt door de echtgenoot en kinderen in onderling overleg. Als zij het onderling niet eens kunnen worden over de omvang van de vordering, kan aan de kantonrechter worden verzocht de vordering vast te stellen.
Voor het vaststellen van de vordering is het niet noodzakelijk dat de langstlevende echtgenoot een boedelbeschrijving opmaakt. Een boedelbeschrijving is wel altijd vereist bij een nalatenschap die beneficiair wordt aanvaard en bij minderjarige kinderen.
Het bedrag, dat de kinderen van de langstlevende tegoed houden, kan door hen worden overgedragen. Een bepaling in een testament dat dit niet kan, is niet geldig.
De hoofdregel luidt dat de kinderen bij de langstlevende echtgenoot hun vordering niet kunnen opeisen. De bescherming van de langstlevende zou hierdoor worden teniet gedaan. Op deze hoofdregel bestaan 2 uitzonderingen
1. bij overlijden van de langstlevende echtgenoot
2. bij financiële rampspoed, zoals faillissement en schuldsanering van de langstlevende echtgenoot.
In een testament worden de gronden voor het opeisen van de vordering vaak uitgebreid.
Enkele voorbeelden
De vordering is ook opeisbaar bij opname in een bejaardentehuis of verzorgingsinstelling, bij hertrouwen van de langstlevende zonder huwelijkse voorwaarden of bij een beroep op bijstand.
Omdat de vordering niet opeisbaar is, heeft de wetgever een soort inflatiecorrectie in de wet opgenomen. De vordering wordt jaarlijks verhoogd met een enkelvoudige rente. Als voorwaarde stelt de wet wel, wil deze inflatiecorrectie van toepassing zijn, dat de wettelijke rente hoger is dan 6%.
De vordering wordt dan opgehoogd met de wettelijke rente minus 6%.
Voorbeeld de wettelijke rente is 8%, de verhoging volgens de wet is dan 2% enkelvoudige rente.
In een testament kan van deze renteregeling worden afgeweken. Dit gebeurt in de praktijk regelmatig. Ook na overlijden kunnen tussen de langstlevende echtgenoot en de kinderen nog andere afspraken worden gemaakt over een eventueel te vergoeden rente over de vorderingen van de kinderen. Dergelijke afspraken kunnen allerlei fiscale gevolgen hebben. Afwijkende afspraken na overlijden, gemaakt tussen de langstlevende echtgenoot en kinderen, worden door de belastingdienst vaak gezien als een extra schenking. Laat u dus goed informeren op dit punt. Tineke Groot notaris te Moergestel kan u daarbij helpen.
Het is mogelijk met ieder kind afzonderlijk een andere afspraak te maken ten aanzien van de verschuldigde rente.
De wet stelt bovendien geen termijn waarbinnen een dergelijke afspraak over rente na overlijden moet worden gemaakt.
De langstlevende echtgenoot kan de vordering eerder aan het kind uitbetalen.
Bij een minderjarig kind is daarvoor wel goedkeuring van de kantonrechter nodig. Deze goedkeuring moet vooraf worden verleend. De kantonrechter zal doorgaans als eis stellen dat het uit te keren bedrag wordt gestort op een geblokkeerde rekening met zogenaamde BEM clausule.
Bij het uitoefenen van het wilsrecht door een kind gelden afwijkende regels. Wilsrechten spelen onder meer bij hertrouwen van de langstlevende echtgenoot.
Op het uitoefenen van het wilsrecht wordt hierna op ingegaan.
Omdat de wettelijke verdeling van rechtswege werkt, heeft de wetgever het nodig gevonden een regeling te treffen om onder de wettelijke verdeling uit te komen. Dit heet de zogenaamde ongedaanmaking.
De langstlevende echtgenoot kan binnen een termijn van 3 maanden, te rekenen vanaf het overlijden, verklaren dat zij de wettelijke verdeling niet wenst. Na het verstrijken van de termijn, is de wettelijke verdeling definitief.
Deze verklaring wordt afgelegd in een notariële akte. De verklaring wordt vervolgens in het boedelregister ingeschreven. Door inzage te nemen in het boedelregister, dat bij de Rechtbank wordt aangehouden, is het voor ieder duidelijk of de wettelijke verdeling ongedaan is gemaakt.
Bij het ongedaan maken van de wettelijke verdeling geldt het principe alles of niets. Het is niet mogelijk de wettelijke verdeling gedeeltelijk ongedaan te maken.
Door de wettelijke verdeling ongedaan te maken, ontstaat er weer een onverdeeldheid tussen de langstlevende echtgenoot en de kinderen. Zij kunnen dan zelf bepalen hoe zij onderling de nalatenschap wensen te verdelen.
Een reden voor het ongedaan maken kan belastingbesparing zijn.
Voorbeeld
Indien het de bedoeling is dat na overlijden van vader het woonhuis naar een van kinderen dient te gaan, omdat moeder wil verhuizen, kan door het ongedaanmaken van de wettelijke verdeling 2% overdrachtsbelasting worden bespaard. Indien het kind het huis van moeder krijgt, na toepassing van de wettelijke verdeling, ziet de wet dit als een overdracht, die belast is met 2% overdrachtsbelasting. Indien het kind het huis uit de onverdeelde boedel krijgt, omdat moeder gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid de wettelijke verdeling ongedaan te maken, ziet de wet dit als een verdeling. Een verdeling van een nalatenschap is vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Dit is geregeld in de Wet op Belastingen van Rechtsverkeer.
Indien u gebruik wilt maken van de mogelijkheid de wettelijke verdeling ongedaan te maken, is het belangrijk u vooraf goed te laten informeren. Vaak wordt in een overeenkomst vastgelegd waarom de wettelijke verdeling wordt ongemaakt, en hoe er verder verdeeld zal gaan worden. Bij onenigheid tussen de langstlevende echtgenoot en de kinderen nadien liggen de afspraken over de verdeling dan al vast.
De wetgever heeft het nodig gevonden kinderen te beschermen tegen stiefouders.
Familiestukken kunnen bij hertrouwen van de langstlevende echtgenoot, door de werking van de wettelijke verdeling, wegvloeien naar de stieffamilie.
Wegens schulden van de nieuwe echtgenoot kunnen de vorderingen van de kinderen niet inbaar blijken te zijn.
Bij het aangaan van een nieuw huwelijk heeft het kind de mogelijkheid om een claim te leggen op de goederen van de nalatenschap. Dit kan op 2 manieren.
1. het kind kan bij een hertrouwen van de langstlevende ouder eisen dat aan hem goederen worden overgedragen. Omdat in het nieuwe huwelijk de langstlevende ouder ook ongestoord moet kunnen blijven leven, verkrijgt de langstlevende ouder dan wel een vruchtgebruik op die goederen. Dit wilsrecht wordt ook wel het zogenaamde blooteigendomswilsrecht genoemd, het gebruiksrecht van het goed blijft immers bij de langstlevende ouder.
De ouder kan overigens afzien van zijn gebruiksrecht. In dit laatste geval gaat het goed in volle eigendom naar het kind toe.
2. Indien de langstlevende ouder, die hertrouwd is, overlijdt, wordt de vordering van het kind, die het kind had op grond van het overlijden van zijn eerste ouder, opeisbaar. Het kind kan vorderen dat deze vordering wordt voldaan in de vorm van familiestukken in plaats van geld.
Het wilsrecht blijft bestaan, zolang er geen afstand van is gedaan door het kind dat het wilsrecht heeft. Omdat hierdoor voor de stiefouder een onzekere situatie ontstaat, kan de stiefouder het kind een termijn stellen, waarbinnen het kind moet verklaren of hij van het wilsrecht gebruik maakt.
Indien de vordering al voldaan is in geld, ontstaat geen wilsrecht.
Het is niet mogelijk door nog snel te betalen, het wilsrecht van het kind te frustreren. Indien een wilsrecht eenmaal is ontstaan, blijft het bestaan. Als de vordering alsnog wordt voldaan in geld, terwijl het kind toch goederen eist, is het kind wel verplicht het betaalde bedrag terug te betalen.
Wilsrechten kunnen alleen worden uitgeoefend op goederen die hebben behoord tot de nalatenschap van de overledene, of op goederen die hebben behoord tot een gemeenschap van goederen, waarin de overledene was gehuwd.
Ook goederen die daarvoor in de plaats gekomen zijn, vallen onder deze categorie. Daarmee wil de wetgever voorkomen dat nog snel een goed wordt vervreemd door de stiefouder, zodat daarop geen wilsrecht meer kan worden uitgeoefend.
Het kan bewijstechnisch moeilijk vast te stellen zijn, of een goed behoort tot de categorie nalatenschapsgoed of niet.
Een boedelbeschrijving bij overlijden kan dan goede diensten bewijzen. Ook een staat van aanbrengsten bij het aangaan van een nieuw huwelijk onder huwelijkse voorwaarden is zinvol. Het bewijs dat een goed geen wilsrechtengoed is berust bij de stiefouder.
Bij testament kan van de regeling van de wilsrechten worden afgeweken. De regeling kan worden beperkt of opgeheven. Een uitbreiding is ook mogelijk. Het is bovendien mogelijk per kind een aparte regeling te treffen.
Raadhuisstraat 9
5066 AP Moergestel
Telefoon: 013-5286847
Fax: 013-5216511
E-mail: info@tinekegrootnotaris.nl
Postbus 90, 5066 ZH Moergestel
Openingstijden:
Maandag tot en met vrijdag tussen 8:30 uur en 12:00 uur en tussen 13:00 uur en 17:00 uur